lasnost
en perestrojka — de woorden zullen binnenkort wel in de Dikke van Dale
terechtkomen. Maar nog vaker gaat het in de Sovjet-Unie de laatste tijd over avantgarde
en underground. Het culturele leven maakt er een ongekende bloeitijd door, en
de jongeren blijken goed naar het westen te hebben gekeken. Inkijkje in een tot
nu toe verstopte en verzwegen wereld, waar on- langs de eerste eigen
tentoonstelling van conceptuele kunst werd geopend en waar punks in het straatbeeld
verschijnen—maar met de graffiti wil het nog niet lukken.
dan
voorheen het geval was. De kunste- naarsverenigingen schieten als paddestoelen uit
de grond: de Russische Kunstenaars- bond heeft heel wat concurrentie gekregen. Om de haverklap vinden er popconcerten en -festivals
plaats , er ontstaat de ene band na de andere, en op straat zie je steeds meer
punkers, metalisti en andere zeer modieus geklede jongeren rondlopen.
Angst
en twijfel — ”hoe lang kan dit nog duren?” — zijn wel
aanwezig, maar hoop en optimisme overheersen en men timmert ij- verig aan de
weg. Het kunstleven en het daarmee verbonden jongerenleven zitten boordevol
nieuwe plannen, activiteiten en mogelijkheden. Er wordt hard gezocht naar
nieuwe ideeen, een nieuwe visuele taal, nieuwe kunst, waarbij de originaliteit
van het idee meestal belangrijker is dan kwali- teit of vakmanschap.
Na al
die jaren van ’socialistisch rea- lisme’, waarin met een schuin oog de ont-
wikkelingen in het westen werden gevolgd, richten de jonge kunstenaars zich nu
vooral op het eigen land en het verleden. Terug naar de primitieve volkskunst
en naar die befaamde jaren twintig. Citaat: ’De gele blouse van Majakovski laat
niemand met rust. Men grijpt naar zijn eigen wapenen en ontwikkelt de ideeen
die Majakovski en de zijnen in de modeme kunst naar de opper- vlakte brachten.
(...) Wij zijn de nakomelin- gen van de beroemde Russische avantgarde, de
erfgenamen van Filonov, Larionov, Ma- levitsj, Tatlin, Majakovski en Chlebni-
kov...’ (uit een artikel over avantgarde, ge- schreven door een anonieme
’avantgardiste’ voor de Amsterdamse stichting Ctrc, het ’cultureel buro’
Rusland).
Punker
of metalist, hippie of avantgar- dist, ze hebben allemaal hun eigen toesovka,
hun eigen kringetje. Toch bestaan ze vreed- zaam naast elkaar, bezoeken ze
dezelfde concerten en cafes. Samen anders zijn is wel zo leuk. Het is te hopen dat
ze nooit meer ondergronds hoeven te gaan. Nick
is jong, hij is Rus en hij is een punker van het eerste uur. En hij is moe, moe
van al die jaren contra-cultuur en underground, moe van het on- begrip, de problemen,
de tegenwerkmg, moe van het ’’fascist genoemd worden, alleen omdat dat zo’n
goed etiket is voor alles wat anders of onbe- grijpelijk is, voor alles wat
tegen de staat ageert”. Nog maar af en toe zingt hij met schorre stem zijn rock
’n roll, aan de keukentafel. Het gaat je door merg en been.
In
geen tijden heeft de Sovjet-Unie in het westen zo in de belangstel- ling
gestaan als in deze dagen van glasnost en perestrojka. Maar de
woorden avantgarde en underground (uitgespro- ken met een stevig rollende r)
vallen er de laatste tijd nog vaker te horen.
Tijdens
mijn verblijf in Moskou — ik heb er negen maanden gewoond — heb ik kun- nen
constateren dat het er in ieder geval op een gebied, het culturele, bruist en
bloeit als nooit tevoren, of misschien zoals eens in de jaren tien en twintig —
een periode die men nu graag wil doen herleven. Kunst uit die tijd wordt
eindelijk weer getoond. Films die decennia lang hebben liggen verstoffen,
schrijvers over wie lang is gezwegen, mogen weer gezien en gelezen worden. Maar
nog belangrijker dan de openheid tegenover (een stukje van) het verleden is die
tegenover de kunst van nu.
Er
zijn een groot aantal tentoonstellings- zalen bijgekomen. Kunstenaars van
allerlei soort kunnen er veel makkelijker exposeren